Ondanks belofte investeren olie- en gasbedrijven beperkt in hernieuwbaar

Olie- en gasbedrijven beloven al jaren een shift naar duurzame energiebronnen, maar recente cijfers tonen een ander beeld. Een nieuwe studie onthult dat deze giganten, die 88 procent van de fossiele brandstofproductie voor hun rekening nemen, slechts 1,42 procent van de globale hernieuwbare capaciteit bezitten. Bedrijven zoals Shell en BP pronken met ambitieuze plannen, maar hun daadwerkelijke bijdragen blijven marginaal. Bovendien produceren deze olie- en gasbedrijven hernieuwbare energie voor slechts 0,13 procent van hun totale output.

De feiten achter de beloften

De onderzoekers analyseerden alle hernieuwbare projecten van de 250 grootste olie- en gasbedrijven ter wereld, en de resultaten spreken boekdelen. Samen beheren deze olie- en gasbedrijven een capaciteit die ver achterblijft bij hun fossiele dominantie. Sterker nog, slechts 49 van hen hebben projecten in zon- of windenergie, terwijl de rest helemaal niets onderneemt op dit vlak. Dit gebrek aan initiatief beperkt de optimalisatie van slimme technologieën die de energievoorziening efficiënter kunnen maken. Bovendien komt een groot deel van die beperkte capaciteit voort uit overnames van bestaande hernieuwbare bedrijven, in plaats van eigen innovaties. Daardoor boeken olie- en gasbedrijven vooruitgang op papier, maar dragen ze nauwelijks bij aan nieuwe ontwikkelingen die de industrie vooruit helpen.

Technische details uit de studie onderstrepen deze kloof. Hernieuwbare capaciteit verwijst hier naar geïnstalleerde systemen voor zonne- en windenergie, die schaalbaar zijn en minder afhankelijk van fossiele input. Toch halen zelfs koplopers zoals TotalEnergies slechts 1,59 procent van hun energie uit deze bronnen. Shell en BP blijven steken op ongeveer 0,4 procent elk, terwijl Noord-Amerikaanse spelers als Chevron en ExxonMobil geen significante projecten tonen.

Olie- en gasbedrijven en de weg naar meer innovatie

De beloften van olie- en gasbedrijven dateren uit recente jaren, toen BP in 2020 aankondigde netto-nul te willen bereiken tegen 2050 of eerder. Shell volgde kort daarna met een vergelijkbare ambitie, gericht op het ondersteunen van een bredere transitie. Toch blijkt in de praktijk dat deze plannen weinig concreet rendement opleveren, terwijl de sector worstelt met herkenbare uitdagingen zoals fluctuerende olieprijzen en strengere emissieregels. Door meer te focussen op eigen hernieuwbare projecten zouden olie- en gasbedrijven hun operaties kunnen versterken met technologieën die emissies reduceren en kosten optimaliseren. Bovendien zouden zulke stappen de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen, wat praktische voordelen biedt voor werknemers in raffinaderijen en exploratievelden.

Praktische toepassingen van hernieuwbare energie in de olie- en gassector omvatten hybride systemen, waarbij zonnepanelen de energievoorziening op afgelegen platforms aanvullen. Deze technologieën verlichten het werk van technici door betrouwbaardere stroom te garanderen, zelfs in barre omstandigheden. Echter, zonder substantiële investeringen blijven olie- en gasbedrijven achter in de race naar efficiëntere methoden. De studie suggereert dat overnames een snelle entree bieden, maar echte vooruitgang vereist eigen R&D-inspanningen. Terwijl de globale vraag naar schone energie stijgt, moeten olie- en gasbedrijven hun strategie aanpassen om relevant te blijven. Dit proces kan leiden tot systemen die niet alleen de productie optimaliseren, maar ook bijdragen aan een stabielere energievoorziening voor industrieën overal.