Door: Redactie - 5 oktober 2022 |
De Nederlandse industrie gaat een zware winter tegemoet. De NEVI Inkoopmanagersindex voor de Nederlandse industrie wijst voor het eerst in twee jaar op een duidelijke afname van de bedrijfsactiviteit. De index is gedaald van 52.6 in augustus naar 49.0 in september. Dit meldt Sectoreconoom Industrie & Transport en Logistiek Albert Jan Swart van ABN AMRO.
Een stand onder de 50 duidt op een afname van de bedrijvigheid in de komende maanden. De industriële productie en het aantal nieuwe orders dalen in het hoogste tempo sinds juni 2020. Met name de nieuwe orders dalen hard. De deelindicatoren voor nieuwe orders en nieuwe exportorders noteren voor september respectievelijk 43.0 en 43.1. Dergelijk lage scores zijn sinds de introductie van de NEVI Inkoopmanagersindex in 2000 slechts enkele keren voorgekomen: bij het knappen van de internetbubbel in 2001, tijdens de kredietcrisis en aan het begin van de coronapandemie. De vraag naar industriële producten staat onder druk door de hoge materiaalprijzen, de hoge energieprijzen, de slechte economische vooruitzichten en de onzekere geopolitieke situatie. Vooral de vraag vanuit het buitenland naar investeringsgoederen neemt snel af.
De vraag naar basismetalen zoals staal, zink, aluminium en chemische producten zoals ammoniak was de afgelopen maanden al sterk afgenomen door de hoge energieprijzen. Energie-intensieve fabrieken kunnen de extreem gestegen energieprijzen vaak niet meer doorberekenen aan hun afnemers en hebben de productie daarom de afgelopen maanden afgeschaald of stilgelegd.
De neergang wordt versterkt doordat veel afnemers tijdens de pandemie grote voorraden hebben opgebouwd. Nu de economie afkoelt en de rente omhoog schiet, waardoor het duurder wordt om voorraad te financieren, proberen bedrijven voorraden af te bouwen. Daardoor staat de productie van halffabricaten onder druk. De productie van consumentengoederen nam nog wel licht toe.
Ondanks de verslechterende omstandigheden bleef de werkgelegenheid in de industrie groeien, zij het in een laag tempo. Een ander lichtpuntje vormt de lichte groei van de productie van investeringsgoederen, zoals machines. Veel productiebedrijven werken nog met machines van soms wel dertig jaar oud. Voor afnemers is het investeren in nieuwe, energiezuiniger machines een goede manier om de energiekosten te drukken. Ondanks het sterk gedaalde aantal nieuwe orders dikten de orderportefeuilles voor de twintigste maand op rij aan. De vraag naar investeringsgoederen is dus nog altijd zo sterk dat fabrikanten deze niet kunnen bijbenen, ook na de forse groei van de productie sinds het voorjaar van 2021. Mogelijk speelt daarbij een rol dat de machine-industrie relatief weinig energiekosten maakt en dus minder wordt geraakt door de energiecrisis. De machine-industrie maakte de laatste jaren een snelle groei door en heeft inmiddels een toegevoegde waarde die vergelijkbaar is met die van de chemische industrie, goed voor ruim 1,5 procent van de Nederlandse economie.
Nog een lichtpuntje is dat de ergste materiaaltekorten voorbij lijken te zijn. Door de dalende vraag naar industriële producten zijn chips en andere elektronische -onderdelen in ruimere mate beschikbaar dan in de afgelopen twee jaar. Het is daarom niet onmogelijk dat machinebouwers onder deze moeilijke omstandigheden de productie nog wat verder kunnen opvoeren.
Lees ook:
Dit artikel delen op je eigen website? Geen probleem, dat mag. Meer informatie.