Door: redactie - 3 september 2025 |
Shell heeft een belangrijke beslissing genomen over de toekomst van een groot project in Rotterdam. Na een uitgebreide evaluatie van de commerciële en technische haalbaarheid stopt het bedrijf definitief met de bouw van de biobrandstoffenfabriek op het Shell Energy and Chemicals Park in Pernis. Dit betekent het einde van een ambitieus plan dat in 2022 van start ging, maar door marktomstandigheden en hoge kosten niet langer rendabel bleek.
Shell heeft na een grondige analyse besloten dat de biobrandstoffenfabriek niet concurrerend genoeg is. Machteld de Haan, president Downstream, Renewables and Energy Solutions bij Shell, geeft aan dat de marktdynamiek en de verwachte bouwkosten het project te duur maken. Het doel was om betaalbare biobrandstoffen te leveren aan klanten, maar dat bleek niet haalbaar.
Deze keuze was niet eenvoudig, maar volgens De Haan noodzakelijk. Shell wil investeringen richten op projecten die zowel klanten als aandeelhouders ten goede komen. De focus ligt nu op andere initiatieven die beter passen bij de huidige markt.
De plannen voor de biobrandstoffenfabriek gingen in september 2021 van start met een definitieve investeringsbeslissing. In februari 2022 begonnen de eerste werkzaamheden, zoals heiwerk. Verschillende onderdelen, waaronder een reactor en kolommen, werden in januari 2023 per schip naar Pernis gebracht. Deze modules zouden ter plaatse worden gemonteerd.
Eind 2022 werd al duidelijk dat de bouw vertraging opliep. De oorspronkelijke planning om in 2024 te starten, werd verschoven naar eind 2024 of begin 2025. In juli 2024 legde Shell de bouw tijdelijk stil om de kosten en haalbaarheid opnieuw te beoordelen. Het bedrijf zocht naar manieren om de uitgaven te drukken en het project rendabel te maken.
Uiteindelijk bleek dit niet mogelijk. Shell heeft in 2024 al een afschrijving van ongeveer 800 miljoen dollar gedaan op dit project. Het is nog onduidelijk of er extra kosten bijkomen door de definitieve stopzetting.
De biobrandstoffenfabriek had een flinke productiecapaciteit moeten krijgen. Met een maximum van 820.000 ton per jaar zou de fabriek brandstoffen maken uit biologische afvaloliën. Het ging om hydrotreated vegetable oils (HVO) voor diesel in het wegverkeer, synthetische kerosine voor de luchtvaart en bionafta voor de raffinaderij in Pernis.
Voor de aanvoer van grondstoffen zou naast de fabriek een pre-treatment unit (PTU) worden gebouwd. Deze unit had een capaciteit van 1.100 kiloton voorbehandelde olie per jaar. De PTU zou verschillende soorten afvaloliën en vetten verwerken, zoals gebruikt frituurvet en dierlijk vet. Ook industriële en agrarische restproducten stonden op de lijst, aangevuld met koolzaad- en sojaolie.
Het proces in de PTU omvatte filtreren, ontgommen en bleken van deze stromen. Het doel was om een stabiele biogene olie te maken die geschikt is voor verdere verwerking. Dit had een duurzame bijdrage moeten leveren aan de energievoorziening.
Het is nog niet zeker of de stopzetting van de biobrandstoffenfabriek banen kost. Een woordvoerder van Shell geeft aan dat de impact op werkgelegenheid momenteel onduidelijk is. Toen de bouw eerder dit jaar werd stilgelegd, waren vooral aannemers en onderaannemers getroffen. Het precieze effect op vaste medewerkers moet nog worden vastgesteld.
Met het stoppen van dit project in Pernis komt een einde aan een groot plan voor duurzame brandstoffen in Rotterdam. Het bedrijf kijkt nu naar andere manieren om te investeren in projecten die beter aansluiten bij de marktvraag. De focus ligt op oplossingen die financieel haalbaar zijn en bijdragen aan de energietransitie.
Dit artikel delen op je eigen website? Geen probleem, dat mag. Meer informatie.