Door: redactie - 13 november 2024 |
De binnenlandse industrie wordt geconfronteerd met nieuwe financiële lasten door een extra Nederlandse heffing op co2-uitstoot. Deze nationale heffing betekent hogere kosten voor Nederlandse bedrijven in vergelijking met hun Europese concurrenten, die alleen onderworpen zijn aan het Europese emissiehandelssysteem (ETS). Energie-expert Hans van Cleef van bedrijfsconsultant Publieke Zaken benadrukt dat deze ontwikkeling voor veel bedrijven voelt als een ‘extra klap’. Terwijl CO2-uitstoot duurder wordt, blijkt verduurzaming voor veel bedrijven een grote uitdaging te zijn.
Op 1 januari 2025 voert de Nederlandse overheid de CO2-heffing in voor de 250 grootste vervuilers, met uitzondering van elektriciteitsbedrijven. Deze bedrijven betalen €22 per ton CO2. De Nederlandse overheid stelt dit bedrag elk jaar opnieuw vast. Deze nationale heffing komt bovenop de kosten van het ETS, dat bedrijven verplicht om emissierechten te kopen voor hun uitstoot. De prijzen van deze rechten zijn de afgelopen jaren gestegen en zullen naar verwachting nog verder toenemen, wat de kosten voor Nederlandse bedrijven aanzienlijk verhoogt door de gecombineerde Europese en Nederlandse heffing op co2-uitstoot.
De gratis toewijzing van emissierechten binnen het ETS, die bedrijven jarenlang enige financiële ruimte bood, wordt geleidelijk afgebouwd. Hierdoor moeten bedrijven steeds meer betalen voor hun uitstoot. Bedrijven die erin slagen om schoner te werken, kunnen wel besparen, maar de benodigde investeringen in technologieën en processen zijn voor velen een zware opgave om de Nederlandse heffing op co2-uitstoot te beperken.
De extra Nederlandse heffing op co2-uitstoot maakt onderdeel uit van de maatregelen die sinds het Klimaatakkoord van 2021 zijn ingevoerd. Het doel is om de industrie sneller schoner te laten produceren, zodat de uitstoot in 2030 met 49% is verminderd ten opzichte van 1990. Tegelijkertijd is de steun voor bedrijven die investeren in verduurzaming afgebouwd. Dit betekent dat bedrijven zelf een groter deel van de investeringen in schone productie moeten dragen, wat vooral voor kleinere bedrijven problematisch is vanwege de druk van de Nederlandse heffing op co2-uitstoot. Bovendien kampen bedrijven met hoge energiekosten; de nettarieven voor elektriciteit liggen in Nederland namelijk 40% tot 60% hoger dan in landen als België, Frankrijk en Duitsland. Deze combinatie van factoren maakt de uitdaging om te verduurzamen alleen maar groter.
Van Cleef verteld dat veel bedrijven wel willen verduurzamen, maar tegen diverse praktische obstakels aanlopen. Zo is het Nederlandse elektriciteitsnet vaak overbelast, wat aansluitingen voor nieuwe, duurzame technologieën vertraagt. Ook zijn er tekorten aan vakbekwaam personeel en stijgende kosten voor materialen. Deze uitdagingen, samen met vaak complexe en tijdrovende regelgeving, leiden tot uitstel van zeer belangrijke investeringsbeslissingen met betrekking tot de Nederlandse heffing op co2-uitstoot.
Het gevolg is dat sommige bedrijven vanwege de kosten en complexiteit overwegen om hun investeringen te stoppen of zelfs hun activiteiten te verplaatsen naar het buitenland. Daar kunnen zij profiteren van lagere energiekosten en gunstigere regelgeving. Dit risico vormt een uitdaging voor de ambitie van Nederland om snel een duurzamere industrie te realiseren.
De vraag of de Nederlandse heffing op CO2-uitstoot uiteindelijk het gewenste effect zal hebben, blijft voor veel bedrijven onzeker. Hoewel de heffing bedoeld is om verduurzaming te versnellen, kan het de industrie ook ontmoedigen om in Nederland te blijven. Bedrijven staan voor de keuze: investeren in duurzame technologieën of mogelijk de grens overgaan om de concurrentiepositie te behouden. Voor sommige ondernemers lijkt het verlaten van Nederland zelfs de kortste route naar overleving en een toekomst met minder kosten gezien de impact van de Nederlandse heffing op co2-uitstoot.
Dit artikel delen op je eigen website? Geen probleem, dat mag. Meer informatie.