Defensie investeert miljarden in strijd tegen drones

De dreiging van drones neemt wereldwijd toe, en Nederland bereidt zich voor op deze uitdaging. Defensie kondigt een forse investering aan om het luchtverdedigingssysteem en de bescherming tegen onbemande systemen te versterken, met een focus op geavanceerde technologieën en nieuwe wapensystemen. Staatssecretaris Gijs Tuinman heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over deze plannen, die een antwoord moeten bieden op recente incidenten en internationale spanningen.

De oorlog in Oekraïne, spanningen in het Midden-Oosten en incidenten met drones in landen als Polen, Roemenië en zelfs Nederland laten zien hoe snel de dreiging van onbemande luchtvaartuigen groeit. Om hierop te reageren, trekt Defensie de komende jaren tussen de 1 en 2,5 miljard euro uit voor de ontwikkeling en aanschaf van een modern luchtverdedigingssysteem. Dit moet zowel militaire locaties als belangrijke infrastructuur, zoals de haven van Rotterdam, beter beveiligen tegen aanvallen vanuit de lucht.

Snelle inzet van mobiel luchtverdedigingssysteem

Een van de eerste stappen is de aanschaf van direct leverbare combat Counter-Unmanned Aerial Systems (C-UAS). Deze systemen, vaak gemonteerd op pantserwielvoertuigen, zijn uitgerust met op afstand bedienbare wapens en geavanceerde technologieën. Daarnaast worden munitie en Command, Control, Communications, Computers and Intelligence (C4I)-middelen geïntegreerd. Samen met de industrie werkt Defensie aan een operationeel luchtverdedigingssysteem dat al voor 2028 inzetbaar is, maar ook daarna nog gebruikt kan worden.

De infanterie-eenheden van de krijgsmacht krijgen hiermee mobiele capaciteit om kleine drones effectief te bestrijden. Dit is een tijdelijke oplossing tot de komst van het nieuwe Skyranger30-kanonsysteem, dat in 2028 operationeel moet zijn. Tot die tijd blijft de focus op snelle en praktische middelen liggen.

Uitbreiding met nieuwe technologieën

Defensie kijkt ook naar innovatieve oplossingen om de dreiging van autonome drones tegen te gaan. Een voorbeeld hiervan is de ontwikkeling van interceptor drones, die vijandelijke drones kunnen uitschakelen door ze aan te vallen of tot ontploffing te brengen. Daarnaast worden lichte patrouillevoertuigen van de landmacht en marine uitgerust met geïntegreerde wapens om drones te detecteren en te verstoren.

Verder breidt Defensie de bestaande luchtverdedigingsmiddelen uit met draagbare en voertuiggebonden systemen. Dit valt onder de noemer extended All Arms Air Defence (eAAAD), waarbij eenheden extra mogelijkheden krijgen om onbemande systemen te ontdekken en uit te schakelen. Deze aanpak moet ervoor zorgen dat Nederland beter beschermd is tegen aanvallen vanuit de lucht.

Luchtverdedigingssysteem voor de marine

Ook de marine staat voor uitdagingen door de opkomst van drones, zoals AI-drones en kamikazedrones die een directe bedreiging vormen voor schepen. Momenteel zijn marineschepen nog niet voldoende uitgerust om dit soort aanvallen af te weren. Daarom investeert Defensie tussen de 250 miljoen en 1 miljard euro in een maritiem kinetisch C-UAS-afweersysteem, dat specifiek voor de zee is ontworpen.

De Europese defensie-industrie heeft al vergelijkbare systemen voor land ontwikkeld, en Defensie verwacht dat deze kennis kan worden toegepast op de marine. Dit project moet ervoor zorgen dat schepen beter bestand zijn tegen moderne dreigingen vanuit de lucht, waarbij een robuust luchtverdedigingssysteem een centrale rol speelt.

Een belangrijk onderdeel van de investering gaat naar de beveiliging van vitale locaties in Nederland. Denk hierbij aan militaire bases, het nieuwe pantserinfanteriebataljon en grote infrastructuur zoals de Rotterdamse haven. Hiervoor worden extra Skyranger30-systemen aangeschaft, die specifiek zijn ontworpen om drones en andere luchtdreigingen te neutraliseren.

Deze systemen worden versneld ingevoerd om een zo breed mogelijke dekking te bieden. Het doel is om zowel bondgenootschappelijk als nationaal grondgebied te beschermen tegen de groeiende dreiging van onbemande technologieën. Meer informatie over deze plannen is te vinden in de kamerbrief van staatssecretaris Tuinman.