TNO: de-industrialisatie en haperende innovatieketen bedreigen welvaart

ETS Europese emissiehandelssysteem

Nederland staat voor een complexe opgave: de productiviteit verhogen, de concurrentiepositie versterken en tegelijkertijd de industrie verduurzamen. De industrie, goed voor de helft van de export, kampt met een verslechterend investeringsklimaat. Hoge energiekosten, toenemende regeldruk en structurele problemen zoals netcongestie en personeelstekorten zetten de rem op innovatie en groei. Het Europese emissiehandelssysteem (ETS) speelt hierin een dubbelrol: het stimuleert verduurzaming, maar verhoogt ook de kosten voor bedrijven, vooral in energie-intensieve sectoren. Hoe kan Nederland deze uitdagingen aanpakken zonder economische kracht te verliezen?

Hoge kosten ETS en energie

Het ETS, een marktinstrument om CO₂-uitstoot te verminderen, legt een prijs op emissies. In Nederland betalen bedrijven echter niet alleen via het ETS, maar ook via een extra nationale CO₂-heffing op gasgebruik. Dit leidt tot dubbele kosten voor dezelfde uitstoot, wat de concurrentiepositie van sectoren zoals de chemie en metaalindustrie verzwakt. Volgens recente cijfers van het CBS kost elektriciteit in Nederland gemiddeld 95 euro per megawattuur, tegenover 45 euro in Duitsland en 32 euro in Frankrijk. Deze landen gebruiken ETS-opbrengsten om energiekosten te compenseren, iets wat Nederland niet doet. Waarom blijft Nederland achter in het benutten van ETS-opbrengsten om de industrie te ondersteunen?

De hoge energiekosten drijven bedrijven naar het buitenland, waar energie goedkoper is en regelgeving vaak minder streng. Dit risico is reëel: als productie verhuist, stijgt de CO₂-uitstoot elders, wat het mondiale klimaateffect tenietdoet. In 2023 daalde de CO₂-uitstoot van Nederlandse ETS-bedrijven met 14,1% naar 58,9 Mton, mede door lagere productie en onderhoud. Dit toont aan dat de daling deels een economisch nadeel is, geen structurele verduurzaming. Investeringen in elektrificatie, waterstof en energie-infrastructuur zijn nodig om energiekosten te verlagen en de industrie concurrerend te houden.

R&D: achterstand met gevolgen

Innovatie is de motor van economische groei, maar Nederland loopt achter op R&D-uitgaven. In 2023 bedroegen deze 2,23% van het bbp, ongeveer €24 miljard, ver onder de Europese doelstelling van 3%. Ter vergelijking: Duitsland investeert 3,11% en België 3,32%. Om de 3%-doelstelling te halen, is jaarlijks €8 miljard extra nodig, vooral van de private sector. Bedrijven zoals ASML (met €3 miljard R&D in 2022) en NXP tonen dat Nederland excelleert in niches, maar veel R&D-intensieve bedrijven vertrekken door regeldruk en hoge kosten.

De defensie-industrie, hoewel klein, biedt kansen. Nederland blinkt uit in radar-, sensor- en cybertechnologie, maar investeert slechts 1,14% van het defensiebudget in R&D, ver onder de Europese norm. Gerichte investeringen in sleuteltechnologieën zoals quantum en AI, zoals voorgesteld in de Nationale Technologiestrategie, kunnen Nederland een internationale sleutelpositie opleveren.

Startups en Scale-ups: groei belemmerd

Nederland scoort hoog in durfkapitaalinvesteringen, maar te weinig kapitaal bereikt deeptech-startups die willen opschalen. Dit belemmert de ontwikkeling van nieuwe industriële kampioenen. Meer dan 60% van de ondernemers noemt regeldruk als grootste zorg, wat investeringsbereidheid en innovatie remt. Vereenvoudigd beleid rond subsidies en vergunningen kan helpen, net als consistente steun voor sectoren waarin Nederland sterk is, zoals machinebouw en elektrotechniek.

Arbeidsproductiviteit en talent

De arbeidsproductiviteit in Nederland groeit trager dan in andere Europese landen, met een gemiddelde van 0,12% per jaar tussen 2014 en 2019, tegenover 0,87% in Duitsland. Een tekort aan technisch talent verergert dit probleem. Nederland telt slechts 15,4 technisch afgestudeerden per 1000 inwoners, onder het EU-gemiddelde van 23. Digitalisering, vooral met AI, kan de productiviteit verhogen, maar vereist meer technisch talent. Het aantrekken van buitenlandse specialisten en het stimuleren van technische opleidingen zijn hiervoor enorm belangrijk.

Strategische onafhankelijkheid en ETS

Nederland is afhankelijk van de VS en China voor kritieke materialen zoals lithium en nikkel, en voor digitale opslag. Europese samenwerking binnen het ETS en bredere initiatieven kan deze afhankelijkheid verminderen. Door ETS-opbrengsten te investeren in circulaire productie en publieke-private samenwerkingen, kan Nederland strategische onafhankelijkheid versterken. De overheid kan als ‘launching customer’ optreden om innovaties te versnellen, bijvoorbeeld in digitale infrastructuur.

Het ETS is een krachtig instrument, maar zonder aanpassingen dreigt het de Nederlandse industrie te verzwakken. Door ETS-opbrengsten te gebruiken voor compensatie, zoals in Duitsland en Frankrijk, kan Nederland energiekosten verlagen en verduurzaming stimuleren. Tegelijkertijd zijn investeringen in R&D, talent en infrastructuur nodig om de concurrentiepositie te behouden. Nederland heeft de kans om een leidende rol te spelen in hightech en duurzame industrie, maar dat vraagt om moedige keuzes en consistent beleid.

Digitale Nieuwsbrief

SCHRIJF JE IN VOOR ONZE WEKELIJKSE NIEUWSBRIEF EN BLIJF OP DE HOOGTE VAN ALLE INDUSTRIËLE EN TECHNISCHE ONTWIKKELINGEN!

Door jouw inschrijving voor de nieuwsbrief, ga je akkoord met onze privacy voorwaarden.

Dit artikel delen op je eigen website? Geen probleem, dat mag. Meer informatie.

Logo IndustrieVandaag

redactie

Dit nieuws is samengesteld door de redactie van IndustrieVandaag.
Lees meer van: redactie

Dossier - Uitgelicht

Digitale Nieuwsbrief

SCHRIJF JE IN VOOR ONZE WEKELIJKSE NIEUWSBRIEF EN BLIJF OP DE HOOGTE VAN ALLE INDUSTRIËLE EN TECHNISCHE ONTWIKKELINGEN!

Door jouw inschrijving voor de nieuwsbrief, ga je akkoord met onze privacy voorwaarden.