CO2-compensatie van fossiele industrie blijkt wassen neus

Duurzame projecten CO2-voetafdruk Vermindering van CO2-uitstoot CO2-compensatie Nederlandse bedrijfsleven

De klimaatbeloftes van olie- en gasbedrijven zijn een ‘lege doos’. Dat blijkt uit onderzoek dat wetenschapper klimaatfinanciering Mathieu Blondeel van de Vrije Universiteit Amsterdam (Instituut voor Milieuvraagstukken) samen met Gregory Trencher (Kyoto University, Japan) en Jusen Asuka (Tohoku University, Japan) uitvoerde naar de klimaatstrategie van de fossiele industrie. “Het CO2-compensatie beleid van bedrijven als Shell is het prototype van greenwashing”, aldus Blondeel.

Het klinkt als een goede deal. Je berekent de uitstoot van je vlucht naar een zonnige vakantiebestemming en ter compensatie van de CO2-uitstoot wordt er een stukje regenwoud behouden. Misschien een quick fix voor je vliegschaamte, maar het milieu is er niet mee geholpen volgens onderzoeker Blondeel. “Laat staan dat we op deze manier de klimaatdoelstellingen uit het klimaatakkoord in Parijs ermee halen.” Toch blijkt dit de meest toegepaste klimaatstrategie volgens het onderzoek van Blondeel van olie -en gasbedrijven. Samen met milieuwetenschappers Trencher en Jusen analyseerde hij de CO2-compensatie praktijken van vier grote olie -en gasbedrijven: BP, Shell, Chevron en Exxonmobil in de periode 2020-2022. Het resultaat is een unieke dataset die inzicht geeft in de haalbaarheid van claims van bedrijven als Shell om tegen 2050 CO2 neutraal te zijn.

CO2-compensatie en CO2 credits

De vier onderzochte olie- en gasbedrijven claimen allemaal dat ze ‘net-zero’ bedrijven willen worden. Wat inhoudt dat ze de emissies van hun productieactiviteiten, en die van de producten die ze verkopen, zo dicht mogelijk bij nul moeten brengen en alle resterende emissies moeten compenseren (‘offsetting’ in het Engels). “De focus van ons onderzoek lag dan ook op die CO2-compensatie”, legt Blondeel uit.

Voor moeilijk te verminderen emissies kan men voor elke vermeden of verwijderde ton CO2 een ‘carbon credit’ aanschaffen. Die credits zijn gelinkt aan een compensatieproject, zoals, bijvoorbeeld, een bosbeheerproject in Brazilië. Belangrijk, dit gebeurt op vrijwillige basis op een mondiale markt en staat los van het verplichte emissiehandelsysteem (ETS) voor industrie in de EU. Die vrijwillige CO2-compensaties zijn echter cruciaal in de klimaatstrategie van heel wat bedrijven, niet enkel in de olie- en gasindustrie. Tussen 2019 en 2022 is de marktwaarde verdubbeld tot ongeveer 2 miljard USD. Men verwacht dat deze waarde tegen 2030 met een factor 100 zal toenemen.

Controversiële praktijk

Maar ‘offsetting’ is ook een controversiële praktijk, volgens Blondeel. Het onderzoeksteam wilde dan ook een breed beeld schetsen van de tekortkomingen van deze strategie in de olie- en gassector. Neem Shell, bijvoorbeeld. In 2019 claimde het bedrijf als allereerste een ‘CO2-neutrale’ lading vloeibaar aardgas (LNG) te verkopen. De emissies van de productie, het transport en de uiteindelijke verbranding van het gas zouden gecompenseerd worden omdat er in Indonesië een bos behouden werd. “Uiteraard wringt de redenering dat een bos niet kappen compenseert voor de emissies van je LNG lading.”

De overgrote meerderheid (73%) van de 116 onderzochte compensatieprojecten zijn gebaseerd op het vermijden van emissies (‘avoidance’), zoals behoud van bossen. Maar om een échte impact te hebben zou er eerder sprake moeten zijn van projecten die daadwerkelijk CO2 uit de lucht halen (‘removal’), zoals het aanplanten van nieuwe bossen. Van alle credits die Shell kocht in de periode 2020-22, was 85% gelinkt aan vermijden, terwijl dit voor BP en Chevron zelfs 100% was.

CORSIA

Een tweede cruciale bevinding is dat veel compensatieprojecten al lang geleden zijn opgezet. Volgens de normen van de Verenigde Naties’ CORSIA mogen alleen credits van projecten die na 2016 zijn gestart, gekocht worden. Het koppelen van oudere projecten aan huidige emissies is problematisch. Het controleren en garanderen van de kwaliteit is dan ook lastig. Maar liefst 92% van BP’s projecten, 89% van die van Chevron en 72% van Shell’s projecten begonnen vóór 2016. Deze zouden volgens de VN niet gebruikt mogen worden.

Blondeel concludeert: “Ondanks hun claims dat ze ‘kwaliteitsvolle’ credits aankopen, toont onze analyse aan dat hun praktijken op z’n minst een dubieuze klimaatimpact hebben. Omwille van de dominantie van gedateerde projecten die ook nog eens disproportioneel focussen op vermijden van emissies, in plaats van het effectieve afvangen en opslaan van CO2.”

Pleidooi voor productiebeperking en sterkere regulering

De wetenschappers pleiten met hun onderzoek in de eerste plaats voor een klimaatstrategie in de sector die een daling in de productie en verkoop van fossiele brandstoffen vooropstelt.

“Carbon credits zijn niet zomaar een vrijkaart”, zegt Blondeel. Ze zouden alleen moeten dienen voor emissies die lastig te verminderen zijn. Er is echter betere regulering en strengere kwaliteitscontrole nodig. “Ons onderzoek toont aan dat de huidige CO2-compensatie niet effectief is als klimaatstrategie. Er moet een internationale standaard komen met strikte naleving.”

Het onderzoek ‘Do all roads lead to Paris?’ is gepubliceerd in het gerenommeerde wetenschappelijke tijdschrift Climatic Change.

Digitale Nieuwsbrief

SCHRIJF JE IN VOOR ONZE WEKELIJKSE NIEUWSBRIEF EN BLIJF OP DE HOOGTE VAN ALLE INDUSTRIËLE EN TECHNISCHE ONTWIKKELINGEN!

Door jouw inschrijving voor de nieuwsbrief, ga je akkoord met onze privacy voorwaarden.

Dit artikel delen op je eigen website? Geen probleem, dat mag. Meer informatie.

Avatar foto

Redactie

Dit nieuws is samengesteld door de redactie van IndustrieVandaag.
Lees meer van: Redactie