Door: Prof. em mr Antoni Brack - 20 december 2024 |
Het zal u niet ontgaan zijn dat er over dit onderwerp nogal wat publiciteit is omdat de Belastingdienst met ingang van 2025 gaat “handhaven”. Mijn bedoeling met deze column is iets meer achtergrond te geven. Het kan veel geld gaan kosten als je met zelfstandigen-zonder-personeel (zzp) werkt die juridisch eigenlijk werknemer zijn. Op grote schaal komt dit voor in de sectoren onderwijs en zorg bijvoorbeeld. Maar ook op kleinere schaal is het zonde van het geld als je het verkeerd georganiseerd hebt.
Als industriële ondernemer kun je kiezen. Ofwel je hebt geen zin, tijd of interesse om er iets meer van te weten; komt de Belastingdienst langs dan zien we wel verder. Ofwel je denkt dat het verstandiger is om er wat meer van te weten en je enigszins voor te bereiden op het voorkomen van boetes en ander financieel onheil. Dat is heel goed mogelijk zonder je te verdiepen in allerlei juridische details en scherpslijperij.
Het vertrekpunt is bedrieglijk eenvoudig. Er zijn drie overeenkomsten op basis waarvan mensen voor anderen werk verrichten. Meer niet. En het is een gesloten systeem: het is altijd een van de drie. Wie zich verbindt in dienst van een ander (werkgever) tegen loon zekere tijd arbeid te verrichten is werknemer en heeft een arbeidsovereenkomst (1). Wie buiten dienstbetrekking “een werk van stoffelijke aard” op moet leveren (aannemer) heeft een overeenkomst tot aanneming van werk (2). Als het geen van deze twee is, dus niet “in dienst” (= geen gezagsverhouding) en ook niet iets “stoffelijks” (= materieel resultaat, bijvoorbeeld een bouwwerk of installatie) dan is het per definitie een overeenkomst van opdracht (3).
Deze driedeling bestaat al zo’n honderd jaar. Gedurende die periode is de samenleving steeds ingewikkelder geworden en zijn er steeds meer regels gekomen. Ook voor de relatie werkgever – werknemer en vooral ter bescherming van de werknemer die als de zwakkere partij werd gezien. Voorbeelden zijn het ontslagrecht en de werknemersverzekeringen. Een belangrijke reden waarom het mis gegaan is: er zijn steeds meer regels gekomen die op onderdeelniveau veranderingen hebben aangebracht en door politieke partijen als verbetering werden gezien. Die behartiging van belangen werd ingepast zonder dat men zich afvroeg of het grotere geheel van regels nog wel logisch en overzichtelijk in elkaar stak. Niet dus.
Een columnist van een juridisch tijdschrift schreef kort geleden dat werknemers en werkgevers niet meer weten waar ze aan toe zijn in de jungle van arbeidsrecht, sociale verzekeringen en belastingrecht. Een Leidse hoogleraar Sociaal recht nam onlangs afscheid van zijn leerstoel en sprak over de ontluistering van sociaal recht: onbegrijpelijk ingewikkelde wetgeving omdat politici echte keuzes uit de weg gaan. Schijnzelfstandigheid is een belangrijke uitwas van deze ontluisterende jungle. Mensen werken als zelfstandigen terwijl het waarschijnlijk werknemers zijn. Vanwege de schaarste aan gekwalificeerd personeel gaan organisaties met die zelfstandigen in zee. Misschien hebben beide partijen er ook financieel voordeel bij, althans op korte termijn. Dit kan leiden tot de idiote situatie die de Volkskrant van 10-12-2024 beschreef. “Ministerie van Financiën overtreedt eigen regels en gaat zelf boetes betalen”. In de hersteloperatie van de toeslagenaffaire werken een kleine 600 zzp-ers die zeer waarschijnlijk schijnzelfstandige zijn.
Er was hoop dat de Hoge Raad (HR) in het Deliveroo-arrest het voortouw zou nemen voor verbetering. Dat was jammer genoeg niet zo; zie mijn column hierover op dit platform. De HR nam de overigens respectabele beslissing om de wetgever niet voor de voeten te lopen. Het arrest volstond met vast te stellen dat voor de vraag of er een gezagsverhouding in een arbeidsrelatie is voor een zogenaamde “holistische” benadering gekozen moest worden. Maar liefst negen (9) vragen en antwoorden zijn beslissend. En holistisch wil zeggen dat je niet naar de verschillende aspecten afzonderlijk moet kijken, maar het geheel moet afwegen! U en ik kunnen het over veel onderdelen eens zijn maar verschillend denken over de waardering van het geheel.
Er is een nieuwe regeling in de maak die naar verwachting over een jaar vastgesteld zal zijn. Zij werkt met drie criteria met behulp waarvan moet worden vastgesteld of iemand werknemer of zelfstandige is; (A) werkinhoudelijke aansturing, (B) organisatorische inbedding en (C) werken voor eigen rekening en risico. A en/of B duidt op een gezagsverhouding, dus ondergeschiktheid. Aanwezigheid van C betekent zelfstandigheid. De criteria ABC zullen worden uitgewerkt in een toelichting bij deze nieuwe regeling. Oh jee, daar gaan we weer zullen veel mensen denken. De vraag is al gesteld of we dan ten opzichte van de huidige situatie veel zullen opschieten.
Mijn voorlopige conclusie is: hoe meer mensen op arbeidscontract werken, hoe kleiner het risico op kostbare conflicten met de Belastingdienst.
Er is veel over schijnzelfstandigheid te vinden op de websites van de Belastingdienst, de Rijksoverheid, de Kamer van koophandel en van ondernemingsorganisaties. Een betrouwbare praktijkhulp die wat uitvoeriger is dan deze column, met een iets andere invalshoek en verdere verwijzingen is “Handhaving arbeidsrecht per 1-1-2025. Wanneer ben je wel/niet ondernemer?” [i]