Hoezo medezeggenschap?

OR-plicht

Ondernemingen of afzonderlijke vestigingen daarvan moeten een ondernemingsraad (OR) instellen als er in de regel (meestal) vijftig of meer mensen werken. Bij minder dan tien werknemers is er geen verplichting. Tussen de tien en vijftig moet er of een personeelsvergadering of een personeelsvertegenwoordiging (mini-OR) zijn.

Van tijd tot tijd wordt een onderzoek uitgevoerd naar de vraag in welke mate aan de OR-plicht (50+) wordt voldaan. Recentelijk zijn onderzoekers tot de conclusie gekomen dat in bijna éénderde van de bedrijfsvestigingen niet aan de OR-plicht wordt voldaan. Dat maakte indruk en daarom wilde ik er wat meer van weten. Door de loop der jaren is deze uitkomst overigens vrij constant maar het is wel een gemiddelde genomen over een aantal sectoren van het bedrijfsleven. Afgerond voldoet dus bijna 70% aan de OR-plicht maar de transportsector haalt nog niet eens 50%. De industrie en landbouw is gezamenlijk een sector en scoort iets meer dan 75%. Anders gezegd, globaal genomen voldoet het bedrijfsleven all over voor een derde niet en de industrie voor een kwart niet aan de OR-verplichting. Naar mate het personeelsbestand groter is voldoen trouwens meer bedrijven aan de wettelijke verplichting.

Er is nader onderzoek gedaan naar de reden(en) waarom er geen OR is. Soms is niet-naleving een weloverwogen keuze vanwege de verwachte hoge kosten. Personeel betrekken bij het bedrijfsbeleid kan veel goedkoper zonder OR zo luidt hier de overtuiging. Een andere genoemde reden is de vertraging in de besluitvorming die medezeggenschap veroorzaakt.

De onderzoekers menen dat er ook werkgevers zijn die er zelf niet veel voor voelen om de hele heisa van de medezeggenschap op te tuigen maar zich verschuilen achter oneigenlijke argumenten zoals dat het personeel er geen behoefte aan heeft of dat er geen kandidaten voor de OR zijn.

Daarentegen worden als voordelen van een OR onder meer genoemd een hogere kwaliteit van de besluitvorming; de formele aspecten zorgen voor structuur en overzichtelijkheid waardoor besluiten meer weloverwogen worden genomen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt vast dat de naleving van de OR-plicht onvoldoende is. De bronvermelding van de kamerstukken staan onderaan deze column. De minister vindt: er moet “meer druk komen op werkgevers die in gebreke blijven. (…) Het streven is om uw kamer begin 2025 over de beleidsinstrumenten ter bevordering van de naleving te informeren.” Een van de achterliggende onderzoekrapportages heeft als titel “No Worries?”. Dat is grappig als je even bedenkt dat de Wet op de Ondernemingsraden wordt afgekort tot WOR. Gelezen het voornemen van de minister om de druk op werkgevers op te voeren is het nog maar de vraag of je je als nalatige werkgever geen zorgen hoeft te maken. De OR-plicht wordt nu privaatrechtelijk gehandhaafd; betrokken partijen zijn zelf verantwoordelijk. Zou de wetgever het aandurven om van het niet naleven van de OR-plicht een economisch delict te maken?

Bronnen: Tweede Kamer, Vergaderjaar 2023-2024, 29818, nrs. 47 en 48 en achterliggende documenten

Digitale Nieuwsbrief

SCHRIJF JE IN VOOR ONZE WEKELIJKSE NIEUWSBRIEF EN BLIJF OP DE HOOGTE VAN ALLE INDUSTRIËLE EN TECHNISCHE ONTWIKKELINGEN!

Door jouw inschrijving voor de nieuwsbrief, ga je akkoord met onze privacy voorwaarden.

Avatar foto

Prof. em mr Antoni Brack

Antoni Brack is emeritus hoogleraar Juridische aspecten van bedrijfskunde aan Universiteit Twente. Hij schreef onder meer het boek ‘Bedrijfsrecht op een bedrijfskundige manier’. Als ABC Antoni Brack Consulting richt hij zich in het bijzonder op vraagstukken van compliance & governance.
Lees meer van: Prof. em mr Antoni Brack