Door: Willem de Vries (STEM Industrial Marketing Community) - 27 oktober 2023 |
Een derde blog uit een drieluik over industriepolitiek door STEM-ambassadeur Jos Anneveld
Dit is mijn derde en voorlopig laatste blog over industriepolitiek. Drie blogs zijn meer dan gerechtvaardigd. Omdat industriepolitiek een onderwerp is dat veel verschillende facetten heeft en feitelijk alle ondernemingen van de STEM-achterban aangaat: bedrijven in een technische B2B omgeving. De Kamerbrief “Het verschil maken met strategisch en groen industriebeleid” van 8 juli 2022 geeft daarnaast al op pagina 1 het belang van de industrie aan: die is groter dan ooit. Want het belang van de industrie voor de Nederlandse economie en om afhankelijkheid te voorkomen, mag van de overheid niet verder afnemen. Deze Kamerbrief geeft de visie en uitvoeringsagenda van het kabinet weer en is een belangrijke bron voor dit artikel. De betreffende pagina’s zijn in de tekst aangegeven.
Het eerste blog gaf een algemeen overzicht van industriepolitiek en legde accent op de-globalisering. In het tweede blog ging het over hoe industriepolitiek wordt ingezet voor de verdediging van ons land en in geopolitiek. Deze aspecten van industriepolitiek scheppen de randvoorwaarden waarbinnen industriepolitiek vorm kan krijgen en zijn ordenend van aard. Hierbij geldt dat bedrijven aan wetgeving moeten voldoen. De ordenende facetten van industriepolitiek zijn voor alle bedrijven gelijk. Dit derde blog gaat over industriepolitiek en verduurzaming bestaande uit groen energiebeleid en circulariteit. Deze aspecten van industriepolitiek zijn veel meer sturend van aard. Soms gaat het om gericht investeren, soms gaat het om faciliteren. Tegenover elke investering zal een inspanning moeten staan (p35). Er is dus geen sprake van vrijblijvendheid
Bij de sturende regelingen met betrekking tot verduurzaming, groen energiebeleid en circulariteit geldt grosso modo dat bedrijven zelf kiezen van welke sturingsmiddelen zij gebruik maken om zichzelf concurrentievoordeel te verschaffen. Weliswaar is hier ook wel sprake van ordenende wetgeving (normering, belasting en beprijzing), maar hier is vooral sprake van stimulering (regionale, landelijke en EU-subsidies). Er is dus meer ruimte voor strategisch energiebeleid van het bedrijf zelf en – hier komt het – marketing en communicatie van de gemaakte keuzen door het bedrijf naar zijn klanten.
De industriepolitiek heeft voor elk bedrijf in de maakindustrie, high-tech, bouw en installatietechniek zo zijn eigen aspecten waarop gelet moet worden. In de verschillende blogs over industriepolitiek, verkennen we al een aantal algemene zaken daarvan. Maar vanuit STEM zal er zeker ook nog dieper op ingegaan worden de komende tijd. Juist ook omdat de industriepolitiek op het gebied van Business Development (innovatie/waardecreatie, marketing, communicatie en sales) actie vereist. Aan de industriepolitiek zijn daarom ook diverse subsidieregelingen verbonden. Ook daaraan wordt vanuit STEM nog wel wat aandacht besteed. Maar voor ieder bedrijf loont het in veel gevallen de moeite om de hulp in te roepen van een bedrijf dat gespecialiseerd is in subsidies.
Het kabinet wil dat Nederland in de wereld vanaf 2030 een koploper wordt met verduurzaming van de industrie (klimaatneutrale en circulaire industrie) (p8).
Waarom moet juist de industrie koploper worden? De Kamerbrief zegt over de industrie het volgende. De industrie is een sector die laat zien waarin wij als klein land vooroplopen (p2). De industrie speelt een belangrijke rol zowel bij de verduurzaming als bij het minder afhankelijk maken van andere landen (p2). De industrie werkt dag in dag uit aan nieuwe schonere manieren van produceren en technieken die ook mensen thuis in staat stellen schoner te leven (p2). We hebben producten van de industrie nodig om ons te voeden, te genezen, te verplaatsen en te communiceren (p7).
Met de industrie kan Nederland het verschil maken bij de grote transities waar Nederland en Europa voor staan (p2). Overigens gaat het volgens McKinsey bij transitie naar klimaatneutraliteit om de grootste reallocatie van kapitaal ooit (p22).
De industrie speelt een sleutelrol in de verduurzaming van het energieverbruik en het circulair maken van het grondstoffengebruik. En de industrie is de motor van onze innovatieve economie door het toepassen van sleuteltechnologieën (p2). Een sterke industrie is een belangrijk onderdeel van een sterke economie.
De industrie zorgt ook voor de inkomsten om de transitie naar een duurzame economie te bekostigen. Met een sterke industrie is de economie bovendien meer gediversifieerd en schokbestendig dan een economie die zich alleen op diensten richt (p3). Daarom moet Nederland een significante industriële basis behouden als onderdeel van een gediversifieerde economie (p9). Deze dient 10-15 procent van het Nederlandse BBP te blijven (p9). Dit is ook belangrijk voor andere sectoren en de export.
Er wordt specifiek industriebeleid gevoerd, gericht op verduurzaming, innovatie en opschaling door stimulering, beprijzing en normering (wortel en stok).
De opbouw van een kansengerichte portfolio voor CO2 neutrale en circulaire industrie vergt langdurige samenwerking van uiteenlopende bedrijven uit verschillende bedrijfstakken in samenwerkingsverbanden, eco-systemen of consortia voor innovatie en opschaling. Hierbij neemt het kabinet de regierol (p23).
Met Nederland vergelijkbare landen als België en Duitsland hebben aanzienlijk hogere R&D uitgaven als percentage van hun BBP (p11). Het kabinet zal investeringen in R&D extra stimuleren (p11). Vervolgens zal het kabinet de regie voeren over omzetting in toepassingen met zoveel mogelijk maatschappelijke en economische impact (p11).
Het kabinet streeft naar verhoging van R&D in de industrie van 5.6 naar 7 procent van de BBP-bijdrage (toegevoegde waarde) van de industrie (p11). Waar de R&D versterkt moet worden, wordt mede op basis van de input van de topsectoren bepaald (p18). Het Nationaal groeifonds (NGF) wordt hiervoor ingezet (daarvoor is EUR 6 miljard beschikbaar).
Hoe dichter bij de markt, des te meer is private cofinanciering vereist. Het NGF zorgt dus voor een hefboomwerking: de publieke investeringen genereren private investeringen (p12) Voornoemde intensivering komt bovenop bestaande generieke en gerichte innovatie instrumenten.
Het kabinet vindt het belangrijk de kracht van de interne EU-markt te benutten en adequaat te investeren in Europese industriële projecten (p5), des te meer, waar het transitievraagstukken betreft (p17). Hiermee wordt ondervangen dat Nederland een kleine thuismarkt heeft. Innovatieve samenwerking met buitenlandse partners is een belangrijk onderdeel voor de versnelling van de transities. De transities waar we het hier over hebben zijn digitalisering en verduurzaming (p17).
De EU voert tegenwoordig een actief sectorspecifiek industriebeleid, waarin verduurzaming, digitalisering en open strategische autonomie een belangrijke rol spelen. Digitalisering is van belang voor de arbeidsproductiviteit en de verduurzaming, zowel bij productieprocessen als met betrekking tot de producten zelf (p33). Digitalisering speelt dus een sleutelrol bij verduurzaming!
Het is belangrijk mee te doen met die onderdelen waarin we in Nederland een sterke positie hebben c.q. kunnen krijgen (p22). Investeringen zijn nodig die evenredig zijn met het belang van de industrie in de EU (p21).
We dienen te werken aan een industrie die sleutelposities inneemt binnen mondiale waardeketens. Het kabinet wil dat Nederland een onmisbare partner is voor gelijkgestemde landen binnen en buiten de EU (p8).
Wel is regie nodig voor een gelijk speelveld binnen de EU en een internationale markttoegang (p17). Binnen EU-verband moet worden gewerkt aan publiek-private samenwerking (p21).
Ook is een goed opgeleide beroepsbevolking nodig die voortdurend wordt geschoold (p3). Er is sprake van een stijgend tekort aan technisch geschoold personeel. Het kabinet werkt aan aanvalsplan (p19). Het is belangrijk dat het personeel een technologische oplossing weet te bieden, die aansluit op de behoefte uit de markt. Marketingkennis bij die medewerkers is onontbeerlijk evenals een hoge mate van marktgerichtheid van de organisatie.
Technologisch leiderschap is nodig. Dit stelt Nederland en de andere EU-lidstaten in staat om toegang te houden tot technologie elders, spelregels internationaal af te dwingen en de koers van de economische ontwikkeling mede te bepalen volgens onze waarden (p30).
De vrijheid en verantwoordelijkheid van bedrijven blijven altijd het uitgangspunt. Ingrijpen van de overheid dient altijd te worden onderbouwd op basis van publieke belangen (p29).
Uitgangspunt is dat verduurzaming in eerste instantie een zaak is voor de industrie zelf. De overheid heeft een stimulerende en coördinerende rol (p33)
Er is sprake van een omslag van generiek voorwaardenscheppend beleid naar beleid met een verticaal karakter (bij specifieke bedrijfstakken p10). Bij de inzet van stimulerende maatregelen zijn keuzes nodig (p4). We kunnen namelijk niet overal goed in zijn. De keuze wordt niet alleen top-down gemaakt. De kwaliteit van de innovatieve samenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en andere belanghebbenden (waaronder ook overheden) blijft het uitgangspunt (p10). Hierbij gaat het om de versterking van de economische kracht.
Ook kan het nodig zijn om gericht sectoren en waardeketens te versterken, vanwege vermindering van risicovolle afhankelijkheden.
Zoals gezegd is er meer ruimte voor strategisch beleid van het bedrijf zelf en daarbij zeker ook voor marketing en communicatie van de gemaakte keuzen door het bedrijf naar zijn klanten.
Het kabinet wil het volgende stimuleren:
Grondstoffen krijgen steeds meer een strategische dimensie. Kritieke grondstoffen maar ook halffabrikaten en componenten zijn van cruciaal belang voor onze economie. Het kabinet vindt het van belang dat onze bedrijven toegang hebben tot grondstoffen die nodig zijn om onze publieke belangen, o.a. op het gebied van verduurzaming, te kunnen borgen.
Er moet voldoende fysieke ruimte voor de industrie worden gerealiseerd (p15).
Technische standaardisering is uitermate belangrijk, inclusief industriële standaarden (p19).
Het kabinet zet sterk in op het ondersteunen van het MKB in verduurzaming. Hiervoor zijn subsidies beschikbaar (p27). Maar een subsidierace tussen de lidstaten moet worden voorkomen (p19).
De regering wil dat Nederland een dermate groene industrie heeft dat het zich daarmee onderscheidt van de andere westerse landen. De industrie speelt een sleutelrol in de verduurzaming van het energieverbruik en het circulair maken van het grondstoffengebruik; een sleutelbegrip is ook het begrip strategische autonomie: het wankele evenwicht tussen te grote afhankelijkheid van een paar landen en de openheid van internationale samenwerking binnen de EU.
Bij de focus op groen energiebeleid moet wel een kanttekening worden geplaatst. De concurrentie zal hevig zijn, omdat veel landen en bedrijven zich op een groen energiebeleid zullen richten. Het is daarom verstandig als landen en bedrijven een eigen niche opzoeken. En het is verstandig als bedrijfsleven, overheid en wetenschap hecht samenwerken. De kracht van zo’n samenwerking heeft zich in de agrarische sector bewezen.
Het kabinet stelt als doel 20 megaton CO2-reductie door de industrie op jaarbasis per 2030, door vergroening hier en niet door verplaatsing naar elders (p8). Dit moet worden bereikt door halvering van het gebruik van primaire abiotische grondstoffen (grondstoffen zonder biologische oorsprong) in 2030 en volledige circulariteit in 2050 (p8). Zowel een verminderde CO2 uitstoot als duurzame industriële producten reduceren het CO2-verbruik in de rest van de economie (p8). We zijn te afhankelijk van kritieke grondstoffen, ook in verband met onze doelstellingen op het gebied van verduurzaming (p30).
Allereerst wordt met de stok gewerkt: (verscherping van de) belasting op CO2-uitstoot (p25, p26).
Daarnaast is er de spreekwoordelijke wortel voor maatwerkafspraken voor de ontwikkeling van innovatieve technieken voor efficiënte en effectieve CO2-reductie in de industrie specifiek voor het MKB 3 miljard euro beschikbaar. Verder kan een beroep worden gedaan op het NGF (in totaal 20 miljard euro) (p4, p23).
Het kabinet streeft naar volledige circulariteit in 2050 (p8).
Voor meer circulariteit zijn innovaties nodig in de vorm van het reduceren van materiaalgebruik in het ontwerp en het productieproces, hergebruik en reparatie, en recycling (p27). Hiervoor zijn subsidies beschikbaar (p27). Het is heel belangrijk dat EU-breed normen voor circulariteit worden opgesteld (p27).
De industrie kan een spilfunctie vervullen in de circulaire economie, bijvoorbeeld bij het grootschalig hergebruik van plastic (p8). Hiervoor zijn subsidies beschikbaar (p24).
Wat circulariteit betreft kunnen we nog wel wat leren van de landen buiten West-Europa. Zo bestaat in de landen in het voormalige Oostblok veel ervaring met het programmeren van software om de levensduur van hardware te verlengen door deze langer efficiënt in te zetten. En in veel lagelonenlanden bestaat uitgebreide ervaring met hergebruik van goederen.
De subsidies voor CO2 vermindering komen ook ten goede aan circulariteit, omdat de activiteiten voor bijdragen aan reductie van verbruik van fossiele brandstoffen vaak een grotere circulariteit inhouden. Maar essentieel dat alle grondstoffen circulair worden gebruikt (p26).
De corona pandemie heeft ons geleerd dat verkorting van lange productielijnen essentieel is. Het is vreemd dat de Kamerbrief hierover niet spreekt. Hoe dan ook, de bedrijven dienen hier zeker aandacht voor te hebben, ook in hun marketing en communicatie!
Opgemerkt wordt dat de overdracht van kennis van de kennisinstituten naar de bedrijven beter moet (p12).
Publiek private samenwerking via de Topsectoren moet beter (p13).
Last but not least: de hiervoor geschetste ontwikkelingen en niet te vergeten de in mijn vorige blog beschreven ontwikkelingen ter bescherming van de veiligheid van het eigen land en op geopolitiek gebied, spelen niet alleen in Nederland en de EU, maar overal ter wereld. Deze ontwikkelingen hebben een de-globalisering tot gevolg, met alle negatieve gevolgen van dien. Zo zal de de-globalisering ons een stuk welvaart kosten. Het welvaartsverlies zal in de lagelonenlanden groter zijn dan in de westerse wereld. De vermindering van het aantal wereldwijde contacten en wereldhandel zullen ook leiden tot minder wederzijds begrip met negatief effect op de wereldvrede.
De kamerbrief over de industriepolitiek van Nederland is een document dat verschillende aspecten van het industriebeleid van ons land beschrijft. Zeker ook in relatie tot (geo)politieke, econoische, demografische, ecologische, maatschappelijke/culturele en technologische veranderingen. Waaronder ook duurzaamheid, circulariteit en de energietransitit.
Maar wat betekent dit nu voor de business development van jouw technische bedrijf? Over de invloed die het heeft op het innovatiebeileid, de marketing- en salesactiviteiten en de communicatie van technische bedrijven gaan we iedere eerste vrijdag van de maand graag met je in gesprek tijdens het STEMmingscafé. Deelnemen kan online van 14.00 tot 14.45 uur. Is gratis en je steekt er zonder meer het nodige van op. Kom je ook (weer) aanwaaien? Welkom. Maar meld je wel even vooraf aan.